
Stukje van een redactioneel artikel in de Telegraaf van zondag 17 mei 1942
De vergelijkingen tussen toen en nu laten zich sinds afgelopen week niet meer wegduwen. De Telegraaf demoniseerde tijdens de Tweede Wereldoorlog de joodse mens, en demoniseert nu de mens die wegens oorlog elders huis en haard moet verlaten en daardoor ‘vluchteling’ wordt, en bij binnentreden in een ander land de label ‘asielzoeker’ krijgt omdat er asiel wordt aangevraagd. De xenofobie in Nederland is groeiende, en de redacteuren en journalisten van De Telegraaf gooien blijkbaar graag vele liters benzine op de brandjes om er een grote vuurzee van te maken, zoals blijkt uit de laatste poging van deze krant om asielzoekers te criminaliseren en verdacht te maken. En waarom? Daarover schreef de krant De Waarheid in 1949 een commentaar, dat onderaan dit artikel staat. Dit commentaar zou voor de huidige situatie niet misstaan. Dat De Telegraaf zich ondanks het beruchte verleden van deze krant zich als medium totaal niet geremd voelt om ook nu weer mensen en groepen te demoniseren is zeer zorgwekkend.
Als er vaak dingen mis gaan door toedoen van dezelfde persoon – of in dit geval een krantenbedrijf-, dan is het gebruikelijk een ‘autopsie’ van de blijkbaar repeterende handelingen met steeds ongewenste resultaten te maken, zodat men kan zien hoe de nabije toekomst eruit zal zien en wat er moet worden gedaan om dit repeterende patroon te corrigeren om betere resultaten te krijgen, vanuit de visie dat ‘the best predictor of future behavior is past behavior’. Wat laat het verleden van deze krant ons zien? Op zondag 17 mei 1942 publiceerde de krant het onderstaande redactionele stuk.
————
Ter Overdenking
Begin Mei is ook in Nederland voor joden het dragen van de gele davidster verplichtend geworden. Leder, die niet geheel van politiek inzicht verstoken is, weet, dat de joden Duitschlands vijanden zijn en dat de achtergrond van den oorlog een laatste afrekening van het door Duitschland geleide Europa met het jodendom is. Duitschland heeft uit een instinctmatige behoefte naar reinheid van levenshouding van het eigen volk den joden het veelal op slinksche wegen verkregen burgerrecht weer ontnomen en hen teruggebracht tot hun uitgangspunt, voordat zij over Europa uitzwierven. Het feit der bezetting legt het Nederlandsche volk de verplichting op, een loyale houding ten opzichte van de bezettende macht aan den dag te leggen en dit te meer, nu gebleken is, dit de bezettende macht in alles het Nederlandsche volk als vriend beschouwt en behandelt. Uit welbegrepen eigenbelang dient men dan ook in alles naar een loyale houding te streven. De jood is en blijft Duitschlands vijand, of hij nu uit Portugal of kersversch uit Jeruzalem, al dan niet voorzien van een Nederlandschen pas of identiteitskaart, verzeild is geraakt. Volgens begrippen, die met een loyale houding strooken, dient iedere Nederlander dit Duitsche standpunt, dat de jood zijn vijand is, te eerbiedigen en zich te onthouden van alle gedragingen, die daarmee in strijd zijn. Wanneer dus een Nederlander, ondanks de door de jodenster duidelijk getrokken scheidslijn tusschen vriend en vijand, toch voortgaat omgang met joden, dus Duitschlands vijanden, te hebben, dan is dit niet loyaal. Het is een vijandige houding ten opzichte van de bezettende macht. Het wordt beschouwd als heulen met den vijand.
Na de invoering van de jodenster zijn er Nederlanders geweest, die zich uitgeput hebben in vriendelijkheden ten opzichte van den duidelijk te onderscheiden jood. In de eerste dagen is het voorgekomen, dat zich opgeschoten Nederlandsche jongens en meisjes uit baloorigheid met de jodenster getooid hebben. Men greep in en heeft enkele van deze warhoofden ingerekend. Voor straf heeft men hen gedurende een bepaalden tijd in behandeling op één lijn gesteld met joden, hetgeen neerkomt op uitsluiting van alle openbare betrekkingen enz., geen toegang tot cafés, bioscopen, parken enz. Bij herhaling en bij verder voorkomen zal strenger op getreden worden. Ter correctie zal strafverblijf in bijzondere kampen volgen, waar men doorgaans zulke overmoedige ijveraars in korten tijd tot inkeer brengt. Nog diverse andere, voor de bezettende macht weinig loyale, gedragingen zijn gesignaleerd. Er zijn heeren, die zich genoopt voelen, voor een jodenster den hoed af te nemen. Jonge Nederlandsche meisjes loopen uitdagend met jodenknapen door de straten te flaneeren. Nederlandsche jongens loopen gearmd met jodinnen. In trams, treinen en andere openbare vervoermiddelen is het voorgekomen, dat Nederlanders ostentatief hun plaats aan joden afstaan. In gezelschappen van Nederlanders worden joden pronkend binnengehaald. Al deze gedragingen wekken sterk den indruk, dat men, hetzij de invoering van de jodenster niet al te ernstig opneemt, of dat men op deze uitdagende wijze onvriendelijk tegen de bezettende macht hoopt te kunnen zijn. De jodenster is voor de Duitsche bezettingsmacht geen grap, doch bittere ernst. De bewoners van dit land worden hierdoor in twee kampen gescheiden: vriend en vijand.
Tegen joden en hun duistere machten staan enkele miljoenen mannen — ook Nederlanders — aan het front. Tegen hen vechten ze en offeren ze alles ter wille van de toekomst van hun volk. Zonder den jood zou deze vernietigingsoorlog, waarin voor Europa alles op het spel staat, niet ontbrand zijn. Zouden al deze ontberingen, ellende en opofferingen, die thans Europa in zijn geheel moet doormaken, niet van noode zijn. Reeds in het verleden hebben de Duitsche autoriteiten hier te lande herhaaldelijk laten blijken, dat ze geduld beoefenen en dat ze het gezonde inzicht van het Nederlandsche volk ruimschoots gelegenheid willen geven, een en ander naar de juiste bedoelingen te schatten. Door dit bontgeschakeerde provoceerende, deloyale optreden wordt dit geduld echter danig op de proef gesteld. Aan alle geduld komt een einde. Het behoeft geen verwondering te wekken, dat bij een voortduren van dergelijke gedragingen, die de bezettende macht in hooge mate ongepast en ongewenscht acht, strenge maatregelen zullen volgen, die in gelijke mate én joden én Nederlanders, die joden verder als hun vrienden behandelen, zullen treffen. Nederlanders, die niet kunnen besluiten, hun vriendenomgang met joden te staken of die door provoceerend op treden de bezettingsmacht tarten, loopen gevaar, zelf ook als jood behandeld te worden, met alle consequenties, die hieruit nu en — bij een eventueel verscherpte houding — in de toekomst zullen voortvloeien. Men doet goed dit thans in alle nuchterheid, nu het nog niet te laat is, te overwegen. —
Bron: “Ter Overdenking”. “De Telegraaf“. Amsterdam, 17-05-1942. Geraadpleegd op Delpher.
De Commissie voor Perszuivering legde De Telegraaf in 1948, na de oorlog, een verschijningsverbod voor dertig jaar op. Dit werd bekend gemaakt op dinsdag 18 mei 1948, zie krantenbericht.
Het verbod werd in 1949 weer opgeheven. Over het opheffen van dat verbod en de herverschijning van De Telegraaf publiceerde de krant De Waarheid op 12 september 1949 een vlammend commentaar, over de PvdA en het grootkapitaal, over de democratie en over De Telegraaf. Sinds de PvdA besloot met de VVD samen te werken, zou dit commentaar heden ten dage weer kunnen worden afgestoft.

De Waarheid, 12 september 1949
Onbetrouwbaar
HEDENMORGEN is „De Telegraaf” weer verschenen. De verleiding is groot om met een reeks van citaten de rol van „De Telegraaf” in de oorlog nog eens toe te lichten. Volstaan wij echter met een uitspraak van „De Telegraaf” op 29 Januari 1942: „De 30ste Januari, de verjaardag van de nationaal-socialistische revolutie is een mijlpaal in de wereldgeschiedenis. De betekenis van deze dag kan moeilijk onderschat worden”.
Vandaag, 12 September 1949, schrijft het blad bij de herverschijning: „Wij hadden niemand naar de ogen te kijken en wij hebben dat nog niet”.
De betekenis van de herverschijning van „De Telegraaf” is vóór alles, dat het blad uitkomen kan en dat dit gebeurt met toestemming van de regering- Drees. Wat de leiders van de Partij van de Arbeid onder democratie verstaan wordt opnieuw aangetoond, doordat onder hun bewind De Telegraaf en zijn speciale uitgave voor de werkende bevolking, Het Nieuws van de Dag, weer kunnen verschijnen. In het inleidend artikel bij de herverschijning, verklaart de Telegraaf-redactie, dat het voornaamste kenmerk van haar berichtgeving is: betrouwbaarheid.
Dat is juist! De Telegraaf en Het Nieuws v. d. Dag zijn betrouwbaar voor het grootkapitaal. Dat waren beide bladen vóór de oorlog, dat waren zij tijdens de oorlog en dat zullen zij blijven. Hun betrouwbaarheid voor het grootkapitaal hebben zij reeds in het eerste nummer gedemonstreerd door een provocatorisch artikel over een „ondergrondse organisatie” in Nederland, welke via een mysterieuze vrouw, soldaten zou opwekken „onder te duiken”. De betrouwbaarheid van beide bladen voor het grootkapitaal — en dat ia de werkelijke reden voor de herverschijning onder het bewind-Drees — zal iedere dag opnieuw blijken; of het nu gaat om de koloniale oorlog in Indonesië, om de zaak van de vrede of om het dagelijkse leven van de werkers. De herverschijning van beide bladen onderstreept, waar wij voortdurend op wijzen: de reactie breekt de democratie af met behulp van de leiding van de Partij van de Arbeid. Beide bladen zijn onbetrouwbaar voor het werkende volk. Moge de herverschijning voor onze werkers een nieuwe aansporing zijn alle krachten in te spannen om De Waarheid tot hèt blad in de gezinnen der werkers te maken.
Bron: “Onbetrouwbaar”. “De waarheid“. Amsterdam, 12-09-1949. Geraadpleegd op Delpher.
Hendrik Mattheus van Randwijk (1906-1966, schrijver, dichter, verzetsman, journalist, mede-oprichter en de eerste hoofdredacteur van het blad Vrij Nederland) schreef in 1953 in zijn gedicht ‘Een volk dat voor tirannen zwicht’ de volgende zinnen, waarvan de nieuwe actualiteit zich dringend laat voelen:
Wij staan tesaam voor het gericht
voor goed of kwaad te kiezen,
een volk dat voor tirannen zwicht,
zal meer dan lijf en goed verliezen,
dan dooft het licht.
[…] also during the Second World War, as the German nazi occupiers deported Jews and Roma to the death […]