Herdenking decembermoorden: ‘Onze herinneringen vastleggen is de krachtigste daad van hoop en verzet tegen (zelf)censuur en wanhoop.’

Geplaatst: 06/01/2017 in presentatie, speciaal bericht
Tags:, , , , ,
img_4277-foto-ida-does

Op verzoek van Usha overhandigt nabestaande Lilian Ho Kang You het eerste exemplaar van de boeken aan nabestaande Romeo Hoost, hij organiseert sinds december 1982 de herdenkingsbijeenkomsten. (foto: Ida Does)

De decembermoorden werden op 8 december 2016 voor de vijfendertigste keer in Amsterdam herdacht. De eerste herdenking was op 12 december 1982, vier dagen na de schokkende moord op vijftien critici van het militaire regime in Suriname.  Schrijfster en journalist Usha Marhé was een van de sprekers tijdens deze vijfendertigste bijeenkomst, die op de avond zelf via live stream op Facebook kon worden gevolgd. Onderstaande video is een stukje van die live stream video, de kwaliteit is daarom niet 100%, maar de presentatie is redelijk goed te zien en te horen. De uitgesproken tekst kunt u onder de video lezen. De symbolische handelingen met de boeken is via de video te zien, tijdens en na het uitgesproken deel van de tekst. Onderaan deze post ziet u ook een slideshow met foto’s van Ida Does.

Op 8 december 1982 hield Paramaribo haar adem in…

Vuurzeeën, knallende geweren, gierende banden van militaire voertuigen, de geur van angst.

Geschreeuwde bevelen, huilende echtgenoten en kinderen, 16 mannen die een voor een werden opgehaald.

‘Het was de laatste keer dat ik mijn man levend zag’, vertelde mevrouw Lilian Gonçalves-Ho Kang You afgelopen dinsdag tijdens haar lezing in het Amsterdam Museum.

Zo was dat voor al die vrouwen en kinderen wier echtgenoot en vader die avond werd opgehaald. Eén man werd vrijgelaten, maar was daarna nooit meer echt vrij. (Fred Derby)

De andere 15 werden vermoord.

Wij zijn allemaal nabestaanden van deze mannen, en de andere slachtoffers die in naam van dezelfde strijd om de democratische samenleving terug te brengen, eerder zijn gevallen, in 1980, 1981, 1982 en daarna.

Vanaf 8 december 1982 houdt de Surinaamse bevolking haar adem in, in Suriname en overzee, want veel mensen uit o.a. de intellectuele voorhoede vluchtten in wanhoop naar elders.

Vanaf die dag werd angst een bewust middel om de bevolking de mond te snoeren en te censureren.

En dat is niet zo moeilijk in een maatschappij, waar de historisch gegroeide gewoonte van tapu sjén bestaat, de gewoonte van zwijgen over wat krom en onrechtvaardig is, zoals zwijgen over seksueel misbruik, uit vrees voor schande en gezichtsverlies. En dat is jammer, want met die tapu sjén houding ondermijnen wij zelf ons collectieve gevoel voor recht, rechtvaardigheid en ware democratie.

De verdachten van de decembermoorden hebben daar sinds 1982 handig gebruik van gemaakt, want een volk censureren dat zichzelf al censureert is niet zo moeilijk, nadat je op 8 december 15 uitgesproken mannen vermoord.

Kenneth Beeker, de maker van de tentoonstelling ‘Luku den na ini den ai’ (Kijk ze in de ogen), zei afgelopen dinsdag (6 december 2016 in het Amsterdam Museum) dat deze gruwelijke daad in december 1982 voor hem gelijk staat aan de ‘intellectuele onthoofding’ van ons geboorteland. En dat was het ook.

Die intellectuele onthoofding is niet op 8 december 1982 gestopt.

Ik was eind 1982 achttien jaar en zat op het Miranda Lyceum, ook bekend als Lyco1. De mondige generatie voor mij was doodgeschoten in de persoon van de 15 mannen. Mevrouw Gonçalves-Ho Kang You en haar man echtgenoot Kenneth Gonçalves hadden mijn ouders kunnen zijn. De generatie na mij, de kinderen van die mannen en hun echtgenoten, was net geboren. Mijn generatie zat er tussenin.

Wij waren de veelbelovende toekomst van ons land. Uit onze generatie zouden de bestuurders, ministers, managers en president komen die op dit moment Suriname zouden moeten leiden. Maar dat zijn wij niet geworden, de intellectuele voorhoede uit onze generatie, die nu rond de 50 jaar is, ontbreekt in de bestuurslaag van Suriname. Maar wat niet is kan nog komen.

Het mondige en intellectuele deel van mijn generatie is met vooruitziende blik uit het land weggejaagd. Dat was na december 1982 de volgende stap van de intellectuele onthoofding van Suriname.

Ik neem u mee naar 1987. De spanningen en protesten in het land groeiden. Eind 1986 was de Binnenlandse oorlog uitgebroken, met als hoofdrolspelers Desi Bouterse en Ronnie Brunswijk, zij sleepten het hele land mee in hun persoonlijke vete. Op 29 november 1986 vond het bloedbad van Moiwana plaats.

In deze sfeer groeide mijn generatie op. Wij – het kritische deel van mijn generatie – keken kritisch naar de gebeurtenissen in ons land.

De militairen hadden steeds meer moeite om de mensen de mond te snoeren. De leerlingen van het Miranda Lyceum hadden een traditie hoog te houden, de school stond er met haar jonge leeftijd al om bekend koploper te zijn in protestbewegingen, al vanaf de jaren ’60 en ‘70.

Begin 1987 was het genoeg geweest, de studentenprotesten braken uit, bekend als het ‘geen brood geen school’ protest. (Er waren al eerder studentenprotesten geweest, na 1980.)

Dat (landelijke) protest begon bij de Technische school, tegenover het Miranda Lyceum dat samen met Havo1 het schoolerf deelde. Al dagenlang postten militairen in burger op straat, om leerlingen uit te lokken en in de gaten te houden. Dat wisten we. We verzetten ons daartegen. En op een dag renden deze mannen, die de dictatuur van angst vertegenwoordigden, ons schoolerf op, om ons het zwijgen op te leggen. Ze renden achter leerlingen, die alle kanten opstoven. In klaslokalen, op de trappen, achterop langs de kreek bij Havo1, in de toiletten, de fietsenstalling, overal renden ze achter ons aan, met materiaal waarmee ze ons konden afranselen en bedreigen. Ik was daar ook. Hoe ik ben ontkomen… mi no sabi. Want de angst verlamde mij. Maar mijn voeten vonden op het nippertje de weg naar buiten via de smalle poort bij het fietsenhok.

Na die dag werden de middelbare scholen van overheidswege gesloten, volgens mijn herinnering minstens een maand lang. Ons protest moest worden gebroken.

Uiteindelijk kon de overheid de deuren niet gesloten houden en konden we weer naar school. Onze protesten hebben bijgedragen aan het afdwingen van de eerste openbare verkiezingen sinds de staatsgreep in 1980. Die verkiezingen vonden in oktober of november 1987 plaats, ik mocht voor het eerst in mijn leven naar de stembus, en nam mijn plek in de lange rij first voters. Het was een dag gevuld met hoop.

Hoe onze geschiedenis daarna is gegaan, weet u allen. De militairen die uiteindelijk geen militairen meer waren, vormden een politieke partij en bleven op de achtergrond invloed uitoefenen. Zij waren mannen geworden die belangen te beschermen hadden. Via de politiek groeide hun greep op de samenleving verder, afwisselend konden zij de vruchten plukken van de censuur en zelfcensuur, en de intellectuele onthoofding.

Want na 1982, en na de invallen op onze scholen in 1987, verliet ook een groot deel van het mondige deel van mijn generatie Suriname. Ik begon in oktober 1988 in de journalistiek. Ik hield het vol tot juli 1990, maar moest toen ook vertrekken, de druk van intimidatie op mij als journalist werd steeds groter, en ik wilde niet doodgeschoten worden, die persoonlijke bedreiging was vanuit militaire kringen naar mij geuit.

De ‘business’ van censuur, geschiedvervalsing en geschiedverduistering heeft veel invloed op onze maatschappij gehad, want de generaties na mij weten heel weinig of niets van die tijd. Het maakte dat de mensen die verantwoordelijk waren voor de decembermoorden in 1982, in 2010 via politieke weg weer aan de macht konden komen. Sindsdien hebben zij er alles aan gedaan om de juridische weg naar closure te blokkeren door de strafzaak over de decembermoorden op allerlei manieren te vertragen of tegen te houden. Zouden de circa 118.000 mensen die voor de huidige regering hebben gekozen, weten dat zij als schild worden gebruikt om de verdachten van de decembermoorden te beschermen?

Hier in Amsterdam ontmoette ik u allen jaren geleden, toen ik zo’n tien jaar of langer geleden voor het eerst naar de herdenking in de Mozes en Aaronkerk kwam. Door de jaren heen is mijn bewondering voor u als directe nabestaanden gegroeid, ik heb veel respect voor uw moed. U heeft recht op closure en bent de juridische strijd aangegaan om uw dierbaren niet opnieuw te laten sterven.

Fast forward naar 2016: het Miranda Lyceum bestond in oktober dit jaar 50 jaar. Reden voor de school om een lustrumboek uit te geven. Aan oud-leerlingen werd gevraagd of ze wilden bijdragen door verhalen of columns te schrijven, over hun tijd op deze school. Voor de jaren ’80 werden o.a. mijn persoon en Jerrel Pawiroredjo gevraagd. Jerrel was een van de studentenleiders van 1987. Hij is intussen ook een uitstekend oogarts geworden. Wij staan beiden bekend om onze uitgesproken mening over bepaalde zaken.

Nadat wij de eerste versie van onze verhalen hadden ingeleverd, werden wij gevraagd om die verhalen aan te passen, vanwege de gevoeligheid van het op papier benoemen van de decembermoorden, de studentenprotesten en dat soort gebeurtenissen die veel invloed op onze jonge levens en latere keuzes hebben gehad. Wij waren not amused over de vraag, maar begrepen de reden. Wij hebben toen sommige dingen op een andere toon opgeschreven, maar hebben onszelf niet gecensureerd.

De tweede versie werd half augustus goedgekeurd, het boekje werd opgemaakt. Half september werden wij verrast door de vraag of wij alsnog onze verhalen wilden censureren, en woorden als decembermoorden en bepaalde verwijzingen wilden verwijderen. Dat hebben wij geweigerd. Waarop de lustrumcommissie besloot onze verhalen uit het boek te verwijderen. Dus… als vijftigers werden wij door de huidige directie van onze dierbare oude school gecensureerd, wij mochten onze verhalen van toen wij tieners waren circa 30 jaar na dato niet vertellen?

Tyuri… soms is een tyuri de enige effectieve reactie. Toch? De eindredacteur van het lustrumboek, Robby Parabirsing, trok zich terug als eindredacteur, omdat hij niet met censuur wilde worden geassocieerd. Wij stelden met z’n drieën een verklaring op over de toedracht van de censuurkwestie, en publiceerden het samen met onze verwijderde verhalen op mijn website, op 5 november, de dag van het reüniefeest.

Daarna werd het een heel gedoe. Want er kwamen verklaringen van de minister die zei dat hij de directeur echt niet had gesproken en tot censuur had gedwongen, de lustrumcommissie kwam met een verklaring waarin ze alles ontkenden, er zijn columns gepubliceerd door columnisten van De Ware Tijd, veel van onze generatiegenoten die in 1987 ook hetzelfde hadden meegemaakt, deelden hun herinneringen op Facebook. Onze tweede verklaring als antwoord op dit alles is eind november gepubliceerd.

Wat deze kwestie mij duidelijk maakte, is hoe waardevol en krachtig onze individuele herinneringen als collectief zijn. Als wij als vijftigers niet in een lustrumboek mogen publiceren over onze herinneringen als tieners en jonge twintigers… hoeveel power zit er dan in die herinneringen?

De Uruguayaanse auteur en journalist Eduardo Galeano schreef ooit: “Geen enkele geschiedenis is sprakeloos. Hoezeer ook geannexeerd, gebroken en belogen, de menselijke geschiedenis weigert haar mond te houden. Ondanks doofheid en onwetendheid blijft de tijd die was, tikken binnen de tijd die is.”

Het zijn onze herinneringen die getuigen van de tijd die was, het zijn onze verhalen die door blijven tikken binnen de tijd die is. Onze individuele en collectieve hoop, herinneringen en de woorden waarin wij die vorm geven zijn onze grootste en krachtigste daden van verzet tegen (zelf)censuur en de dictatuur van angst.

Door de kwestie van de censurering van het lustrumboek werd me ook veel duidelijker hoe diep de censuur en zelfcensuur onze samenleving heeft aangetast, net zoals uduloso (houtluis) de fundamenten van een houten huis wegvreet, net zo heeft de censuur/zelfcensuur flink de fundamenten van onze samenleving aangetast. Een van de fundamenten van een democratisch ingerichte samenleving is het recht op informatie en de vrijheid van meningsuiting.

Maar het lijkt alsof de wind begint te draaien. Alsof mensen meer moed ontwikkelen. Afgelopen week maakte een Surinaamse jongedame contact met mij. Voor november had ze nog nooit gehoord over de studentenprotesten van 1987. Ze is in opleiding om documentaires te leren maken. En ze heeft besloten dat haar eerste documentaire over die studentenprotesten zal gaan, met een link naar de huidige studenten in Suriname. Zo zijn er meer berichten die mij hebben bereikt, van mensen die weigeren nog verder te zwijgen, en jonge Surinamers die willen weten wat hun aan recente geschiedenis is onthouden.

Ik heb vanavond mijn koffer meegenomen, symbolisch gevuld met woorden, verhalen en hoop. Die hoop gaan we vanavond aan elkaar doorgeven, om de wanhoop waarmee velen hun koffers hadden gevuld en daarmee in de jaren ’80 en ’90 uit Suriname vertrokken, te vervangen. U krijgt straks van mij het boek ‘Liefde en schaduw’ van Isabel Allende, over de dictatuur in Chili. De boeken zijn ons geschonken door de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek. Waarom dit boek? Omdat het gaat over democratie en dictatuur, en omdat Noraly Beyer er een voorwoord bij heeft geschreven, over Suriname. Daarmee geeft ze duiding aan het verhaal, waarin wij onszelf kunnen herkennen. Haar voorwoord eindigt ze met hoop, zoals ook Isabel Allende haar verhaal eindigt met hoop.

Vanaf 1982 houden we, vaak onbewust, collectief en individueel onze adem in. Het is tijd om uit te ademen. Het is tijd om de kracht te voelen die in ons zit, om de kracht te voelen van onze herinneringen, en de collectieve kracht van onze verhalen op te roepen. U komt hier elk jaar om te geven, vandaag krijgt u dit boek mee, als symbolische daad van het omzetten van wanhoop in hoop, van het omzetten van machteloze stilte in oorverdovende herinneringen. Ik hoop dat u allen vanaf nu flink gaat vertellen en schrijven! Wees een bewuste getuige van de tijd die was, die doortikt in de tijd die is.

We gaan het zo doen: om hoop en verbinding symbolisch aan elkaar door te geven, om elkaar in de ogen te kijken en zo aan te moedigen, geeft u zo meteen de boeken aan elkaar door. Van de eerste rij naar de laatste rij.

Maar als symbolische dank voor het elk jaar opnieuw organiseren van de herdenkingsbijeenkomsten op 8 december, wil ik het eerste exemplaar eerst aan de nabestaande Romeo Hoost geven, die al sinds 1983 de herdenkingsbijeenkomsten organiseert. #

Usha Marhé

Wat hierna volgde is via bovenstaande video te bekijken en beluisteren. Copyright van de foto’s in de slideshow en bovenaan deze post: documentairemaker Ida Does.

Deze slideshow vereist JavaScript.

Bovenstaande speech werd ook aangehaald in het verslag van Het Parool op 9 december 2016.

reacties
  1. wijsje1 schreef:

    Mooi Usha, dat men op deze wijze toch aanwezig kon zijn bij de Herdenking. Goede rede van jou…

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.