Post Tagged ‘Surinameplein’

Onderstaand opiniestuk werd gepubliceerd in het NRC Handelsblad van 6 & 7 juli 2002. Het werd geschreven n.a.v. de eerste officiële nationale Nederlandse herdenking (in het Oosterpark) van de afschaffing van de slavernij in de Nederlandse koloniën.

Deze herdenking vindt sinds 1993 plaats op 30 juni (de vooravond van Keti Koti – 1 juli) op het Surinameplein in Amsterdam. Uit deze herdenking is de inspiratie gekomen voor een nationaal monument en een nationale herdenking en viering in het Oosterpark, waar op 1 juli 2002 het monument van Erwin de Vries officieel ‘in gebruik’ werd genomen. Sinds 2003 staat op het Surinameplein het Monument van Besef, ook wel Levensboom genoemd, gemaakt door Henry Renfurm.

——————————————————————————————————-

Hekken in plaats van kettingen

Usha Marhé

Als de gebeurtenissen rondom de onthulling van het Monument voor de Slavernij afgelopen maandag (1 juli 2002-UM) niet zoveel pijn zou doen, zou je erom kunnen lachen. De vele mensen die van heinde en verre waren gekomen om de onthulling bij te wonen van hún Monument – waarmee eindelijk op de bodem van de voormalige slavenhandelaren hulde zou worden gebracht aan hún voorouders, de slaven – kwamen aan de ene kant niet verder dan de toegangspoort en aan de andere kant niet verder dan de hekken, waarmee ongeveer een kwart van het park was afgezet. Niet met van die dranghekken zoals op 4 en 5 mei. Maar manshoge hekken, dwars over de breedte van het park, waar je niet overheen kon kijken. Of doorheen, want ze waren ondoorzichtig gemaakt met grijsgroen zeil.

NRC Handelsblad (6 & 7 juli 2002)

NRC Handelsblad (6 & 7 juli 2002)

Vooral die hekken hebben kwaad bloed gezet. Ze werkten als een symbolische herinnering aan de kettingen waarmee de slaven werden vastgebonden en waardoor ze geen kant uit konden. Net zo machteloos voelden de nazaten van die slaven zich maandag, want ook zij konden geen kant uit. Ze waren naar het Oosterpark gekomen om bij elkaar te zijn en om hun voorouders in vreugde te gedenken. Om hún kunstenaar Erwin de Vries te bedanken, omdat hij zo goed hun pijn van het verleden en de hoop voor de toekomst heeft weten te vertolken. Moe, verkleumd door de regen en kou, vanaf ’s morgens op de been, speciaal een vrije dag genomen, de kindertjes vrolijk uitgedost, mochten ze na 17.00 uur, toen de hoge gasten waren vertrokken, eindelijk hún beeld zien, dat er na 139 jaar gekomen is. Eindelijk excuses, eindelijk erkenning van bijna 300 jaar slavenhandel. Getergd door het lange wachten, opgejaagd door boosheid en door de onrechtvaardige behandeling, stortten ze zich op het beeld. Om eindelijk troost te vinden in de bronzen armen van hun voorouders.

De kettingen werden op 1 juli 1863 van de armen en benen van de slaven verwijderd. Keti Koti, verbroken ketenen. Zoals die kettingen een vertolking waren van de angst van de plantage-eigenaren en slavenhandelaren, zo zijn de met zeil afgedichte hekken op 1 juli 2002 ook het symbool geweest van de angst van de Nederlandse overheid. Angst voor een boosheid, die nog niet over is. Omdat het eeuwenlang is ontkend. Verborgen is gehouden. Gelukkig waren er maandag ook boze witte Nederlanders, die even hard ‘boe’ meeriepen toen de hoge gasten het park verlieten. Dat gaf een ‘samen’-gevoel. Maar helaas weet het grootste deel van het Nederlandse volk vrijwel niets over het aandeel dat hun voorouders hebben geleverd aan het kolonialisme, de bijna totale uitroeiing van Indianen en de slavernij van zwarte mannen en vrouwen. Ze weten niet dat ze dat aandeel in stand houden, door er niet van te willen weten. Maar eisen wel van de nazaten van slaven en anderen, die in naam van het Nederlandse volk zijn uitgebuit, dat ze in de Nederlandse samenleving integreren, volgens het Nederlandse poldermodel. Wordt verwacht dat ze respect hebben voor de viering van de vrijheid op 5 mei. Maar wordt geen respect getoond voor hun viering van de vrijheid op 1 juli. We leven in een samenleving waar die nazaten wel worden getolereerd, maar niet gerespecteerd en gezien, zo bleek maandag.

Wat vroeger buiten Nederland werd gehouden, zit nu binnen. Nederland wordt geconfronteerd met het hek in zichzelf, met gedachten en vooroordelen over al die mensen die eerst overzee woonden. De vele mannen en vrouwen uit India, Afrika, Java en al die landen waaruit mensen naar Suriname zijn geïmporteerd, hebben voor de aanwezigheid van hun nazaten op deze Nederlandse bodem met hun bloed, zweet en tranen betaald. Wij, de nazaten, zijn het aan hen verplicht om onszelf niet tot nul te laten reduceren door mensen die hun eigen geschiedenis niet kritisch durven te bekijken.

Usha Marhé is journalist

(Opiniestuk gepubliceerd in NRC Handelsblad van 6&7 juli 2002)