Post Tagged ‘Oye Mi Canto’

Deze column schreef  en publiceerde ik eerder via Hyves, in september 2008. Onderaan is een update 2012 toegevoegd.

Oye Mi Canto!

Usha Marhé – 9 jaar

“Ma, ik wil naar zangles, mag ik?”
“Nee…”
“Waarom niet?”
“Omdat het niet nodig is.”
“Maar ik hou van zingen.”
“Nee…”

Dus werd ik badkamerzangeres. Zonder enige begeleiding, met veel passie en harstocht, en ook kippenvel als de eerste koude stralen via de buizen van de Surinaamse Waterleiding Maatschappij uit de douche op mijn warme Surinaamse huid druppelden. Ik zong niet toonvast, bleef langer in de badkamer dan nodig was. Het was voor even een moment waarin ik in mijn eigen wereld leefde.

“Ma, mag ik naar dansles?”
“Nee…”
“Hindostaanse dansles wel?”
“Nee, ook niet.”
“Waarom niet?”
“Omdat het niet nodig is.”

Dansen. Wow, helemaal mijn ding. Maar ik mocht niet op les. Op feestjes dansen mocht vaak ook niet, want in mijn moeders familie was dat vroeger vaak not done. Ik zal nooit vergeten hoe mijn mousie (zusje van mijn moeder), toen al moeder van twee dochters, vlak voor de ogen van alle huwelijksbezoek ruw door haar oom werd weggetrokken van de ‘dansvloer’. De dochter (of zoon) van die oom trouwde, een hindostaanse orchestra (band) zorgde voor live muziek, mijn mousie hield ook van dansen en begon op de baithak gana-muziek te dansen. Ze was zichtbaar blij en gelukkig. Maar ze werd vlak voor iedereen vernederd door die oom, toen hij haar ruw wegtrok en haar in het Sarnami als een klein kind terecht wees. Vlak voor iedereen! Ik was toen een klein meisje, maar ik ben dat voorval nooit vergeten, zelfs ik voelde de vernedering. Maar je kunt bloed niet tegenhouden om te stromen en ritme niet om te dansen; ik oefende flink in Zeenat Aman en Helen-moves en allerlei andere populaire moves van vrouwelijke Indiase sterren van toen. En ik kon het goed. Al zeg ik het zelf. En omdat mijn bloed ging gisten en dansen als mijn oren dansmuziek hoorden, danste ik soms toch op feestjes van niet-echte-familie, ook al wist ik dat ik naderhand een flink pak slaag riskeerde, maar dan had ik in ieder geval gedanst. Ik ging dan helemaal los en was de ster, want vaak mochten andere hindostaanse meisjes ook niet dansen, ook niet als het feest bij hen thuis was. Tsja, en toen kwam de John Travolta ‘Saturday Night Fever’ hype en het discotijdperk en daarna weer andere tijdperken, dus kon ik niet stoppen met dansen. (Nog steeds niet, al ben ik nu een stuk krakkemikkiger dan toen en kan ik die sexy  ‘down to the ground Helen-moves’ wel vergeten. Maar dat terzijde.) Mijn creatieve energie zocht toen al een weg naar buiten, ik kon er niks aan doen. Net zoals je water in een rivier niet kunt tegenhouden om desnoods via-via naar de zee te stromen, kon mijn crea-energie wel ingedamd worden maar niet weg getoverd. Dus bleef ik het proberen en kwam iedere keer weer met een nieuw voorstel. Met elk nieuw voorstel kon ik steeds preciezer benoemen waarom ik het wel moest doen, en hoe het in mijn voordeel zou werken als ik het mocht doen en by the way, die en die deden het ook, dus mocht ik dan alsjeblieft ook?

“Ma, ik wil naar pianoles.”
“Nee…”
“Waarom niet?”
“Omdat het niet nodig is.”
“Waarom is het niet nodig?”
“Omdat je een meisje bent. Wat zullen de mensen zeggen als je in publiek danst of zingt? En ze kijken al schuin naar me omdat ik een gescheiden vrouw ben, dus ga ik ze niet nog meer reden geven.”

Elke zondagmorgen speelt de bovenbuurman van 4-hoog piano. Al langer dan vijf jaar luister ik naar hem. Rustige en mooie akkoorden, zoals het op zondag mooi klinkt. Vaak lig ik dan op 2-hoog in mijn bed te luisteren en te genieten. Soms met een kopje koffie erbij. Of als ik wil genieten van een stukje swingende salsa met piano, draai ik de goddelijk klinkende cd af van wijlen Rubén Gonzáles, die ooit deel uitmaakte van de Social Vista Buena Club. De benedenbuurman van de begane grond heeft ook een piano, maar die hoor ik gelukkig niet, want zijn muziek klinkt meestal onrustig als hij probeert via de toetsen de demonen uit zijn hoofd te krijgen. (Update: helaas is de buurman van 4-hoog intussen verhuisd.)

Ik hoorde steevast twee redenen waarom al die lessen niet mochten: ‘wat zullen de mensen zeggen’ (manai ka boli) en ‘omdat je een meisje bent’. Die handboeken met die titels had ik niet bij mijn geboorte meegekregen, dus wist ik echt niet wat me overkwam. Veel andere hindostaanse meisjes om mij heen mochten (en mogen nog steeds niet) om dezelfde redenen bijvoorbeeld ook niet sporten of op een andere creatieve les gaan. Later zou ik ontdekken dat ook Nederlandse en andere niet-hindostaanse meisjes van mijn leeftijd met die boodschappen zijn opgegroeid.

Maar toen begreep ik mijn moeder niet. Ze wist toch beter? Zij was van de generatie hindostaanse dochters, die in hun omgeving voornamelijk Sarnámi spraken, en na de Tweede Wereldoorlog van het district (platteland, boitie) naar de grote stad (Paramaribo) verhuisden. Met weinig oefening in de Nederlandse taal moest zij als achtjarige haar weg vinden in de schoolbanken en de meertalige jungle van die stad. Ze moest in snel tempo Nederlands leren; zoals veel hindostaanse districtskinderen werd ook zij op school door haar creoolse docenten gepest. Na de muloschool mocht ze niet doorleren omdat zij een meisje was, het was immers haar bestemming om te trouwen. Van haar moeder mocht het wel, maar ‘la familia’ (de schoonfamilie van haar moeder) wilde het niet. Mijn moeder heeft gesmeekt, gebeden en geknokt. Uiteindelijk vatte haar moeder (nanie, mijn oma) moed om tegen de familie in te gaan en hield haar rug recht. Zo is mijn moeder naar de Kweekschool gegaan om juffrouw te worden. Op haar achttiende gaf ze al les op de lagere school. Als tiener dacht ik daarom dat ze dus wel beter wist. Veel later zou ik leren dat er een groot verschil is tussen cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling, en dat die twee niet gelijk op hoeven te gaan. Mijn moeder had de boodschap over ‘meisjes mogen niet’ en ‘manai ka boli’ geïnternaliseerd, zich eigen gemaakt. Die gaf ze toen aan mij door. Zo groeide ook ik op met de boodschap dat er aan meisje-zijn veel nadelen kleven. En die boodschap nestelde zich ook in mij, ik begon onbewust negatief naar mezelf te kijken, hoe opstandig ik ook was. En opstandig was ik. Mijn bloed was warm en wilde stromen.

Uiteindelijk mocht ik wel naar een les. Naailes. Want dat mochten meisjes wel. En er kwamen geen jongens op les. We konden dus niet zwanger worden. Ik was toen 16. Ik kon me eindelijk ergens op storten en werd er behoorlijk goed in. De lessen waren gezellig, we lachten veel met elkaar, en er waren meisjes die zelfs nog minder mochten dan ik. Dus hoorde je verhalen. Ik behaalde mijn Costumière diploma. En begon geld te verdienen met het maken van kleding voor tantes en vriendinnen, want ook over zakgeld kreeg ik ruzie met mijn moeder. (Veel later begreep ik dat de reikwijdte van de portemonnee van een alleenstaande moeder veel beperkter is dan ik als kind kon begrijpen. Maar het was goed, want het was de stimulans waardoor ik al vroeg zelf aan de slag ging.) Dat was mijn eerste onofficiële job: modiste. Ik leerde door voor het Coupeuse diploma. Maar haakte vlak voor dat tweede examen af. Omdat het steeds moeilijker werd om de middelbare school en andere dingen te combineren, want de strijd om behoud van mijn meisjesziel werd steeds heftiger, naarmate ik ouder werd. Want het ging allang niet meer om zangles, maar om puur lijfsbehoud en niet gek worden in een negatieve omgeving voor mijn meisjesziel. Uiteindelijk werd de strijd beslecht doordat ik geen andere weg zag dan zelfstandig te gaan wonen. Met andere woorden: ik liep weg uit huis. Er braken moeilijke tijden aan, maar het was de beste beslissing die ik ooit in mijn leven heb genomen.

De directrice van Siswa Tama, een meisjesinternaat in Paramaribo, zag wel iets goeds in mij en vond het goed dat ik daar kwam wonen. Met het maken van kleding kon ik geld verdienen terwijl ik de zesde klas van het Miranda Lyceum voor de derde keer deed, want door alle gedoe in mijn leven lukte het de eerste en de tweede keer niet. De decembermoorden in 1982 hadden enorm veel invloed op het schoolleven van mijn generatie, velen raakten de kluts kwijt en hebben het land moeten verlaten of het Lyceum niet kunnen afmaken. Ik durfde niet meer voor rechten als vervolgstudie te kiezen. Maar ik moest en zou dat diploma halen, ik zou ‘ze’ laten zien dat ze mij niet klein kregen, en ik heb het ze laten zien, ik ben dat jaar geslaagd en mét diploma van de middelbare school gegaan. En daarna? Om een lang verhaal kort te maken: om de huur van mijn kamer te kunnen betalen solliciteerde ik na veel kortstondige baantjes een keer naar een baan als verslaggever bij een nieuwsagentschap. Ik wist niks van journalistiek. Maar ik was nieuwsgierig, goed in Nederlands en Engels, redelijk mondig, ‘representatief’ en ook daar zag men wel iets goeds in mij, dus werd ik aangenomen. De hoofdredacteur zou me een training on the job geven. Zo kwam ik in de journalistiek terecht. En in de eerste drie maanden ontdekte ik dat schrijven mijn ding was/is, ik was eraan verkocht, for life.

Mijn crea-energie had een uitweg gevonden. Niet iedereen was er blij mee, want ik werd dan toch een hindostaans meisje in een publieke functie. ‘Kisi un mooi’, dacht ik soms wraakzuchtig. Met elke zin die ik schreef, groeide mijn creativiteit en zelfvertrouwen. Ik kreeg eindelijk complimenten in mijn leven. Mensen namen mij serieus. Ik leerde salsa en merengue te dansen op papier, met letters, woorden en zinnen. Ik hoorde de muziek in die zinnen en vervlocht ze tot verhalen. Want behalve journalist werd ik later ook schrijver.

Usha Marhé, aan het begin van haar journalistieke carrière

Met elke zin die ik de afgelopen twintig jaar heb geschreven en herschreven, herwon ik terrein in mezelf. Mijn meisjesziel groeide, werd met elke zin steeds een millimeter groter. Ik vocht bewust tegen de indoctrinatie in het (hindostaanse) denken van “je bent een meisje en daarom minder waard dan een jongen en daarom mag je dit en dat niet en moet jij je zus en zo gedragen”. Ik herschreef de geïnternaliseerde software uit mijn jeugd met de software die ik mezelf gaandeweg aanleerde. Het heeft me heel wat zinnen en schrijfwerk in die twintig jaar gekost. Maar die zinnen schrijven en leren uitspreken hebben mij mezelf teruggegeven. Ik groeide van een verlegen meisje zonder zelfvertrouwen en zelfrespect naar de persoon die ik nu ben. Het heeft mij letterlijk bloed, zweet en tranen gekost om het meisje te mogen zijn, dat ik destijds wilde zijn. Want dat was alles waar het om draaide: ik wilde gewoon mezelf mogen zijn. Vanwege mijn schrijfwerk en de onderwerpen waarover ik schrijf werd ik op 14 januari 2008 uitgeroepen tot ‘Hindostaan van het Jaar 2007’, vanwege de voorbeeldfunctie die ik naar jongeren toe heb, aldus het persbericht. Ik heb mijn hele leven van hindostanen gehoord dat ik in hun ogen geen echte hindostaan ben. En dan deze erkenning van mijn leespubliek. Ik ben nog steeds sprakeloos van verbazing.

Terwijl ik artikelen, boeken en columns als deze schreef, lezingen en presentaties hield en debatten leidde om andere mensen te empoweren, en tussendoor een jaar lang genoot van salsalessen,  bleef het aan mij knagen. Zingen en zangles. Al die twintig jaren heeft het schrijven de behoefte om mij op die manier te uiten, nooit laten verdwijnen. De deur in mij die op een kier stond, werd helemaal geopend door het horen van een momenteel (in 2008) populair Indiaas filmliedje: Tu Mujhe Soch Kabhi. (Klik hier om het te horen.) Zoals ik het schrijven en de liefde multi-zintuiglijk en spiritueel beleef, ervaar ik ook zingen en liedjes multi-zintuiglijk en spiritueel. De schoonheid van de woorden, de zinnen, de stem van de zanger in combinatie met de muziek hebben mij diep geraakt. Voor mij is het een lied over spirituele zielsverbinding met alles om me heen. Ik heb mezelf geleerd te luisteren naar wat mijn meisjesziel wil. Vanaf ik het liedje hoorde, begon ik ermee te oefenen. Dat heb ik anderhalve maand lang gedaan. Intussen zocht ik naar een zanglerares. Die vond ik, met sinds mijn early twenties de stem en aanmoediging van Gloria Estefan in mijn hoofd:  Oye mi Canto!

De materiële en immateriële lijnen in mijn leven zijn eindelijk op een kruispunt bij elkaar gekomen om het mogelijk te maken. Vandaag, dinsdag 30 september 2008 om 16.00 uur was het zover. Ik had mijn eerste zangles. Van Jeannine la Rose, achtentwintig jaar, geweldige zangeres. We hebben geoefend, ze luisterde naar mijn stem terwijl ze op de piano tokkelde. We hebben gelachen, gepraat, gezongen. Ze kent de voorgeschiedenis. Wij twee meisjes, wij voelden de ontroering van het doorbreken van geestelijke en emotionele ketens die generaties lang zijn doorgegeven van vrouw tot vrouw. We voelden vrijheid. Hebben elkaar een paar keer omhelsd. Als afsluiting heb ik het liedje voor haar gezongen. Helemaal. Zonder haperen. Behoorlijk stemvast. En: ik schaamde me niet, terwijl ik me al zingend figuurlijk ontdeed van deze sluier. Dank je wel Jeannine!

Ik zal geen bekende zangeres worden of ooit optreden. Dat wil ik ook niet, daar hebben we toffe zangeressen als Jeannine voor. Ik wil gewoon plezier beleven aan het zingen, in mijn eigen huis en badkamer. Wie weet zing ik ooit wel voor iemand, private. Maar bovenal wil ik gewoon mezelf mogen en kunnen zijn, zoals ik toen al wilde. Vandaag is ook dat stukje in mezelf, dat kleine meisje met de behoefte om op zangles te gaan en zich te uiten, dat langer dan dertig jaar geparkeerd stond te wachten, een geïntegreerd onderdeel geworden van de vrouw die ik nu ben. Met in haar agenda een volgende datum voor een volgende zangles. Yep!  Ik weet niet hoeveel lessen er nodig zijn en hoeveel ik kan betalen, maar dat geeft niet. Ik ben ook deze rivier overgestoken en ben voor de zoveelste keer thuis aangekomen, in mezelf. En met in mijn achterhoofd de stem van Bob Marley die aan de wereld de boodschap verkondigde ‘Emancipate yourselves from mental slavery; none but ourselves can free our minds’, zal ik gedurende de rest van mijn leven kijken hoe ver ik kom met het (her)schrijven, (be)leven en zingen van mijn eigen Redemption Song.

© Usha Marhé, september 2008

Update zingen – september 2012

Na de zanglessen bij Jeannine heb ik intussen twee keer in het openbaar durven zingen! De eerste keer was heel spontaan, tijdens de herdenking van wijlen Henk Tjon in theater De Nieuw Amsterdam, op 25 september 2009. Henk was een alakondre iemand, iemand van alle culturen. Zo werd hij ook geroemd tijdens de herdenking. Het programma was echter niet alakondre. Ik bood toen spontaan aan om de Gaytrie Mantra te zingen. Oeps… Toen ik dacht dat het niet meer zou doorgaan, werd ik naar voren geroepen door Denise Jannah. Zij wist dat ik dit nog nooit eerder had gedaan en hielp mij door dicht bij mij te blijven. Wat een ervaring was dat. Als je zingt, kun je niks anders doen, er is geen ruimte in je hoofd of lijf voor andere dingen. Ik was zenuwachtig als ik weet niet wat, want vrijwel iedereen in die zaal kende mij. Ik was bang om af te gaan, maar wilde het voor Henk doen, opende toch mijn mond en deed mijn ogen dicht. Ik heb de GM drie keer gezongen. De eerste en tweede keer kon je duidelijk horen dat ik naar mijn stem zocht en zenuwachtig was. Bij de derde keer kon je horen dat ik gegrond was en toen ging het goed. De heilige stilte in de zaal was mijn beloning. Terwijl ik dit schrijf voel ik weer de ontroering van die avond en hoor ik het warme applaus.

De tweede keer was in mijn geboorteland. In november 2010 deed ik mee aan een internationaal schrijversfestival. Op 5 november, Divali-dag (hindoe lichtjesfeest), zou de publieke avond zijn bij Tori Oso. Als vertegenwoordigster van Lakshmi, de godin van het licht, heb ik die avond spiritueel geopend door opnieuw de Gaytrie Mantra te zingen. Maar deze keer stond ik er anders in. Terwijl ik de GM zong, wist ik dat ik daar in Paramaribo was om mijn geboorterecht te claimen, spiritueel en mentaal, en legde mijn volledige bewustzijn in het zingen van de GM. Het was een geweldige ervaring. Ook daar kende iedereen mij, ook daar was ik zenuwachtig, maar ik wist dat het goed was.

In 2011 kon ik mijn zanglessen vervolgen bij the great Stanley Lokhin. Wat een eer! Helaas, kort na de tweede zangles werd Stanley opgenomen en niet lang daarna overleed hij. Gelukkig heb ik die tweede zangles opgenomen en heb ik dat als aandenken aan hem. Ik zal ooit doorgaan met zanglessen, maar de eerste behoefte is gestild, mijn meisjesziel is tot rust gekomen omdat ik haar de ruimte heb gegeven. Wat zangles betreft: wordt vervolgd.

Update dansen – september 2012
Achttien jaar geleden leerde ik danser/choreograaf  Satishkoemar Makhan kennen. Er volgden een paar danslessen en een intussen stevige vriendschap. De danslessen waren onderdeel van mijn ontdekkingsreis, ik ben er niet lang mee doorgegaan. Nu, na 18 jaar, heb ik een gastrol in een van de choreografieën die Satish heeft gemaakt voor zijn dansprogramma Shakti Ashakti (Kracht/zonder-kracht), dat op zaterdag 15 september 2012 in Theater de Omval in Diemen zal worden opgevoerd. Ik heb een kleine bescheiden rol van een paar minuten in een van de stukken, maar voor mij gaat mijn meisjesdroom om onderdeel van een dansensemble te zijn in vervulling. Nee, ik dans niet, daar  heb ik te weinig ervaring voor en ben ik te krakkemikkig voor geworden. Ik doe mee zoals ik ben, als schrijfster ben ik een hoorbaar en zichtbaar onderdeel in de gastrol. En wat ben ik er trots op dat Satish mij heeft gevraagd! De dansers die je op de foto ziet hebben mij met veel liefde in hun dans opgenomen. Intussen hebben we een doorloop gedaan en heb ik alle stukken gezien, het is een fantastisch, gevarieerd programma met klassieke Bharat Natyam, moderne en vrije dans, en Bollywood dans. 15 september zal ook dit verlangen van mijn meisjesziel worden vervuld. Joepie! En weet je wat zo geweldig is? De titel van de voorstelling is een geweldige samenvatting van mijn leven! Van Ashakti naar Shakti, van niet-kracht naar kracht. Mijn leven is vaak niet gegaan zoals ik zou willen, vooral in de eerste 22 jaar. Maar door in mijn dromen te blijven geloven en investeren is het universum mij vaak op wonderbaarlijke wijze te hulp geschoten en ben ik waar ik nu ben. En weet je wat? Jij kunt het ook, want zo werkt het voor een ieder die moeite doet.  #

Deze foto is op 25 augustus gemaakt, na de eerste oefensessie van de choreografie. LIEFDE en DANSEN zijn de thema’s van deze foto.