Post Tagged ‘literatuur’

readmyworldheaderDit jaar staat de Caraïbische literatuur centraal bij het literaire festival Read my World, met speciale aandacht voor journalistiek, literatuur en alles daartussenin. Op 1 februari vond de preview plaats in het Bijlmerparktheater in Amsterdam. Gastcuratoren Ruel Johnson (Guyana) en Sharda Ganga (Suriname) presenteerden dertien auteurs die zij representatief vinden voor de hedendaagse Caraïbische literatuur. Schrijfster/journalist/columnist Usha Marhé verkende op verzoek van het festival in een column het grensgebied tussen journalistiek en literatuur, die zij tijdens deze preview presenteerde. Het festival vindt plaats op 12, 13 en 14 september 2014.

‘Met verhalen geven wij het leven door.’

readmyworldusha

copyright foto: Peter Sanches

Door Usha Marhé – Hij heet Dwight. Iedere keer als ik door de straten van Paramaribo loop, hoop ik hem weer te ontmoeten. Tegelijkertijd vrees ik die ontmoeting. We zaten ooit samen in de klas, op het Miranda Lyceum. We waren jong en de wereld lag aan onze voeten. Na die schooljaren gingen we elk onze eigen weg. Een paar jaar geleden kwam ik hem weer tegen, in de Domineestraat, in Paramaribo. Hoewel hij schone kleren aan had en er verder netjes uitzag, was hij duidelijk verslaafd en aan lager wal geraakt: hij bedelde op straat. Hij kwam naar me toe en zei: ‘Usha, ken je me nog?’, vroeg me plichtmatig hoe het met me ging en vroeg me direct daarna om geld. Een paar pijnlijke momenten volgden. Hij durfde mij niet aan te kijken. Ik wist niet wat ik moest doen en hoe ik moest reageren. We waren beiden terug in de schoolbanken, in dat jaar dat we nog dezelfde kansen hadden om onze toekomst zelf vorm te geven.

Mijn hart was verdrietig en zwaar. “Wat is er met je gebeurd, hoe ben jij in deze situatie terecht gekomen?,” wilde ik hem vragen. Ik dacht in een flits aan de zoon van een vriendin van mijn moeder, die ik vanaf zijn kleuterjaren kende. Van wie ik heb gezien dat hij een keurige middenstandsopvoeding heeft gekregen, en die ik na jaren ook weer op straat tegenkwam in dezelfde situatie als Dwight: verslaafd en bedelend. Beide jongens worden vanwege hun verslaving als uitschot bekeken. Maar ooit waren ze dat niet. En ik weet dat.

Ik wilde Dwight vragen om ergens met me te gaan zitten, zodat ik hem iets te eten en drinken kon aanbieden en met hem kon praten. Maar misschien zou hij die vragen als een veroordeling ervaren. Ik voelde me op dat moment door een mengeling van verdriet en schaamte verlamd, een raar soort gevoel was dat, alsof ik zijn schaamtegevoel overnam, en vroeg hem niets. Ik weet niet eens meer of ik hem geld heb gegeven of niet. Ik weet wel dat ik sindsdien moed aan het verzamelen ben om hem toch te vragen mij zijn verhaal te vertellen, als ik hem weer zie.

Zijn verhaal had mijn verhaal of uw verhaal kunnen zijn. Eén ondoordachte beslissing, en je kunt in de goot van het maatschappelijk bestaan liggen. Wat is die dunne lijn tussen zijn en mijn levensverhaal, sinds we samen in die schoolbanken zaten? Wat is er met mijn generatie gebeurd?

Het verschil van de vorm zit hem vooral in de context van waaruit je een verhaal wil bekijken en schrijven.

Ik kan er een column van maken, waarin ik dit wat ik u nu vertel vanuit een persoonlijke invalshoek kan schetsen, gelinkt aan het grotere maatschappelijke gebeuren waarin veel tieners en twintigers in Suriname in de jaren ’80 en ’90 flink zijn ontspoord. Een column is immers de journalistieke vrijplaats bij uitstek, waar ik me niet aan de strakke regels voor het schrijven van een feitelijk nieuwsbericht of nieuwsartikel hoef te houden.

Ik kan er een human interest story van maken, met meer ruimte voor verdieping en meer oog voor de mens in het verhaal. Of ik kan zijn verhaal als trigger gebruiken om een short story te schrijven, en er fictie of faction van maken, waarin ik alle vrijheid en ruimte heb dit thema te onderzoeken en van verschillende invalshoeken en personages te bekijken en te ‘verhalen’.

Alle drie vormen hebben in dit geval dezelfde functie: spiegelen door te vertellen. Het verschil van de vorm zit hem vooral in de context van waaruit je een verhaal wil bekijken en schrijven. Mijn eerste boek kwam voort uit een besluit over de context.

Via toeval belandde ik ooit in de journalistiek: ik had geld nodig om de huur te betalen, was goed in Nederlands en Engels en beschikte ondanks mijn verlegenheid over goede contactuele eigenschappen, had de drive om te leren en vooruit te komen, solliciteerde en werd tot mijn verbazing aangenomen op een persbureau. Ik moest en zou slagen in het leven, want ik was uit huis weggelopen en was bezig met mijn individuele revolutie. Mijn pioniersgeest wilde de wijde wereld ontdekken. Ik was op zoek naar richting in mijn leven. Een richting die ik zelf wilde bepalen, die niet door de generaties voor mij was uitgestippeld. En dit toeval gaf mij de kans die richting te ontdekken en te omarmen, want binnen drie maanden training-on-the-job wisten de hoofdredacteur en ik: schrijven en vertellen is mijn ding. Ja, ik werd er echt helemaal blij van!

Het is wie ik ben, het is wat altijd bij mij blijft, als al het andere mij verlaat.”

Mijn aangeboren nieuwsgierigheid kon ik eindelijk functioneel en professioneel inzetten en de vrije loop laten. Nieuwsgierigheid werd door menige autoritaire opvoeder in mijn geboorteland vaak niet als positieve kwaliteit gezien. Nieuwsgierigheid bracht alleen maar problemen. Dat moest eruit geramd worden. Bij mij zorgde elke klap ervoor dat ik alleen maar meer wilde weten. Ik wilde steeds meer weten waarom dingen gebeurden zoals ze gebeurden, en waarom mensen oorlog voerden en elkaar dingen slechte dingen aandeden, terwijl ze met hun mond zeiden dat ze voor liefde en vrede waren. De jaren van de dictatuur in Suriname maakten mij nog nieuwsgieriger. En daar kwamen problemen van. Door die problemen kwam ik in Amsterdam te wonen en werd ik een migrant. Maar dat kon mijn euforie niet wegnemen. Ik kon eindelijk vragen: wie, wat, waar, wanneer, waarom, en hoe?, en ik werd ervoor betaald! Ik kon mijn energie eindelijk kanaliseren in iets constructiefs, in iets creatiefs. Ik wist toen: voor de rest van mijn leven blijf ik schrijven, al balanceer ik daardoor vaak op de rand van de financiële afgrond. Het is wie ik ben, het is wat altijd bij mij blijft, als al het andere mij verlaat.

Naarmate ik ouder werd en meer antwoorden op mijn vragen kreeg, ontdekte ik dat veel gewoonten, zowel positieve als negatieve, van generatie op generatie worden doorgegeven en dat het leven zich volgens een bepaald patroon herhaalt. Die patronen kun je als journalist niet weergeven in nieuwsberichten, wel in portretten en human interest verhalen, maar daar is vaak weinig ruimte voor in kranten en tijdschriften, die dagelijks, wekelijks en maandelijks verschijnen en het vooral moeten hebben van de dingen die in het hier en nu gebeuren en in het hier en nu te duiden zijn. Als je patronen wil bevragen en wil helpen ombuigen, dan moet je inpluggen in de matrix van het bestaande patroon, jouw energie in die matrix pompen en hopen dat je anderen bereikt. Dat is wat kunst en cultuur mensen continu doen: wij zijn allemaal op onze manier de Neo’s van deze tijd. U weet wel, NEO uit The Matrix, geacteerd door Keanu Reeves.

Ik wilde inpluggen, dat leidde tot mijn besluit om een eerste boek te schrijven. Ik twijfelde nog, maar de aanvankelijke afwijzing van het Fonds voor Bijzondere Journalistieke Projecten maakte dat ik die hard zeker werd van mijn besluit. Het fonds was van mening dat ik gewoon eerst een artikel moest schrijven over Surinamers en incest. Ik stuurde een brief terug waarin ik vurig betoogde waarom het een boek moest zijn.

Ik overzag wat ik aan ontwikkelingsprocessen zou aanwakkeren door dit taboe te doorbreken en voelde de verantwoordelijkheid om dat op een verantwoorde manier te doen. Vanwege de kleine schaal van de Surinaamse samenleving overzee en hier moest het spreektaboe met zorg en liefde worden gebost, opengebroken. Daarom achtte ik het raadzaam om dit onderwerp vanuit een bepaalde context te beschrijven en te presenteren. Middels een boek zou ik patronen kunnen blootleggen. Met een artikel zou ik slechts kunnen duiden, het zou het effect van een bom hebben en alleen verwarring en aversie veroorzaken. Met een boek zou ik kunnen verdiepen en richting aan de losgekomen energie kunnen geven. Ik wilde bewust de lezers informeren, empoweren en hulp bieden door het onderwerp in een breder kader te plaatsen. Dat betoog maakte zoveel indruk op het Fonds, dat ik daardoor toch een bijdrage kreeg om de eerste onkosten voor onderzoek te kunnen dekken.

Maar hoe schrijf je een boek als je dat niet eerder hebt gedaan? Dat vond ik gaandeweg uit. Ik wist: je moet een rode draad hebben, een boek bestaat uit verschillende hoofdstukken, elk hoofdstuk moet net zo onderhoudend, informatief en spannend als een episode van een feuilleton  zijn, en al die hoofdstukken moeten op elkaar aansluiten en samen alle kanten van een thema belichten. Omdat het non-fictie was, was het voor mij het verlengde van journalistiek schrijven. Ik legde de lat hoog voor mezelf en was er drie jaar zoet mee. Dat boek verscheen in 1996, en sindsdien ben ik naast journalist ook schrijver. Dat was het begin van meer, ik wilde me ook in fictie verdiepen.

Iedereen die mij een beetje kent, weet dat ik sinds ik besta van lezen hou. Lezen is gratis reizen. Lezen is ook een onmisbare vorm van scholing in taal, in het vormen van je gedachten, in het onderzoeken van mogelijkheden, in het vergroten van je denkvermogen, in het leren formuleren van zinnen, in het zoeken en vinden van context en het schrijven van verhalen. Gaandeweg is het me opgevallen dat ik vooral bekoord raak van boeken die zijn geschreven door auteurs die ooit ook als journalist zijn begonnen, zoals Isabel Allende, Gabriel García  Márquez en Jan Brokken.

Amy Tan en Edwidge Danticat hebben geen journalistieke roots, maar wel dezelfde drang en drive om te duiden, te getuigen en te verdiepen. Al deze auteurs hebben een scherp oog voor detail, voor de verbinding van het kleine leven met het grotere verhaal, voor een universum waarin door een soort van tovenarij schijnbaar alledaagse levens in de inbedding van het grotere levensweb zeer spannend, absurd of ontroerend blijken te zijn.

Vanaf onze jonge jaren leren we via sprookjes, via agersi tories, dat er altijd een draak op je weg komt die je ervan wil weerhouden om je doel te bereiken. Wie die draak en andere hindernissen overwint wacht het nirwana van voldoening en innerlijke rust. In sprookjes wordt dat vertaald als een lang en gelukkig leven met de prins of prinses van je dromen.

‘Het leven is immers een nooit eindigend verhaal, elke generatie laat op zijn eigen manier getuigenissen achter.’

De agersi tori, het verzonnen verhaal met een moraal, is erg populair in het Caraïbisch gebied. Vrijwel elk Caraïbisch kind groeit bijvoorbeeld op met verhalen over Anansi de spin, die samen met de tot slaaf gemaakte Afrikaanse mannen en vrouwen over het grote water meereisde, om ze gezelschap te houden, te troosten en ze aan hun wortels en kracht te blijven herinneren.

Na dat non-fictie boek wilde ik weten hoe je een agersi tori in elkaar zet, om dat wat via non-fictie niet zo goed kan, via fictie uit te proberen. Via fictie bouw je afstand in, en schep je meer ruimte voor de lezer om zelf in te vullen en te spiegelen.  Ik wilde vooral vrouwen aan hun kracht herinneren. De leraar kwam als toeval op mijn pad: ik verzorgde de pr voor een schrijfcursus, besloot er zelf aan mee te doen, en kreeg samen met anderen drieëneenhalf jaar lang schrijfles van Jan Brokken, een van de beste Nederlandse auteurs. Uit dat proces kwam in 2007 mijn eerste fictie boek voort, met zes short stories. Mijn journalistieke observaties hadden mij attent gemaakt op verhalen over moed en eindeloze veerkracht in mijn samenleving, verhalen die verteld moesten worden. Door de context van de agersi tori zouden ze van blijvende waarde zijn, zodat ze doorgegeven kunnen worden aan de volgende generatie, zodat nieuwe patronen kunnen worden opgebouwd en oude kunnen worden losgelaten. Het leven is immers een nooit eindigend verhaal, elke generatie laat op zijn eigen manier getuigenissen achter. Alle verhalen die wij nu vertellen, zijn ooit al verteld, in een vorm die paste bij de sociale conventies van de tijd waarin dat verhaal zich afspeelde. Met verhalen geven wij het leven door.

In de tijd waarin wij nu leven, zou ik dat grensgebied tussen duidende journalistiek en verdiepende literatuur willen vergelijken met het bovengoed en het ondergoed van zelfbewuste vrouwen. Het aangepaste bovengoed is de duiding, de journalistiek die past in een bepaalde sociaal maatschappelijke context. Dat spannende ondergoed, de lingerie, is de verdieping, de literatuur,  waar we zelf onze context bepalen en vormgeven, waar we op onderzoek gaan, waar we los gaan en keer op keer onszelf ontdekken.

©Usha Marhé – column, uitgesproken tijdens de preview editie van Read my World 2014 op 1 februari 2014 in het Bijlmerparktheater .

agersi tori – (uitspreken als ‘adyeersi torie’) verzonnen verhaal, fictie

Voormalige plantage Weldaad in Guyana, nu plaatsnaam. In zowel Suriname als buurland Guyana treft de bezoeker veel Nederlandse namen aan als overblijfsel van de kolonisatie door Nederland. Het Caraïbisch gebied en Europa zijn niet los van elkaar te zien, aangezien het Caraïbisch gebied middels kolonisatie door Europese mogendheden is gecreëerd.

Voormalige plantage Weldaad in Guyana, nu plaatsnaam. In zowel Suriname als buurland Guyana treft de bezoeker veel Nederlandse namen aan als overblijfsel van de kolonisatie door Nederland. Het Caraïbisch gebied en Europa zijn niet los van elkaar te zien, aangezien het Caraïbisch gebied middels kolonisatie door Europese mogendheden is gecreëerd. Copyright foto: Usha Marhé