Post Tagged ‘Frank Westerman’

Dit essay is op 11 september 2014 op Waterkant gepubliceerd.

Door Usha Marhé

Frank Westerman staat in 1983 plotseling oog in oog met El Negro, “de opgezette neger van Banyoles”, zeg maar, de ‘huisneger’ van Spanje. Hij staat uitgestald in een glazen kast in het Museum Darder voor Natuurhistorie in het stadje Banyoles in Spanje. “Ik kreeg het warm en voelde mijn haarwortels prikken – gewoon uit een ongericht gevoel van schaamte,” schrijft Frank over die eerste ontmoeting, toen hij 19 jaar was, ontwikkelingswerker wilde worden en tropische cultuurtechniek studeerde. Uiteindelijk wordt hij journalist en schrijver. Na die eerste ontmoeting wil hij alles weten over het verleden van de resten van de man waar hij tegenover staat. Ruim twintig jaar later publiceert hij zijn bevindingen in het boek ‘El Negro en ik’.

Wie is ‘El Negro’?
Hoe komt El Negro in Europa terecht? En waar komt hij vandaan? Deze vragen leiden Frank in zijn zoektocht naar Maison Verreaux (Parijs), rond 1803 opgericht door vader en zonen Verreaux.

El negro de Banyoles, zoals afgebeeld in de catalogus van Francisco Darder in 1888

El Negro de Banyoles, zoals afgebeeld in de catalogus van Francisco Darder in 1888

Specialisatie: taxidermie, prepareerkunst. De zonen Verreaux wonen in zuidelijk Afrika een begrafenisritueel van een Bechuana-man bij. Midden in de nacht graven ze het lijk stiekem op en ontvoeren het lichaam naar Europa. El Negro wordt voor het eerst in 1831 in Parijs tentoongesteld, waarschijnlijk in de vitrine van Maison Verreaux. In 1888 duikt hij op in het museum van Banyoles, in een bijzondere “expositie van schedels van verschillende menselijke rassen en het opmerkelijke preparaat, enig in zijn soort, van de ‘Bechuana’, een kaffer uit zuidelijk Afrika.”

Een reconstructie leert dat El Negro (1.40 meter) rond 1803 moet zijn geboren, want zijn leeftijd bij zijn dood wordt op circa 27 jaar geschat. Om hem op te zetten is zijn wervelkolom vervangen door twee ijzeren staven. Ter hoogte van het sleutelbeen is er een houten dwarsbalk geplaatst “bij wijze van schouderpartij, waaraan de authentieke armbotten zijn opgehangen. Spierweefsel, organen en vetlagen zijn verwijderd; het lichaam is gevuld met stro.” Boven- en onderkaak zijn aanwezig, zonder tanden en kiezen. “Zijn huid was onmenselijk zwart.” Later zou blijken dat die huid steeds met zwarte schoensmeer was bijgekleurd, dode huid wordt immers vaal.

Frank komt tot de onthutsende ontdekking dat er meer opgezette Afrikanen in Europa moeten zijn. Ludwig Krebs gaf zijn apothekersbestaan in Kaapstad op om “natuurhistorica” voor de koning van Pruisen te verzamelen en verstuurde in 1830 “1 gepekelde Bosjesman”. De Duitse apotheker Carl Friedrich Drège had in 1929 een “Buschmannfrau” opgezet. Ook zij was ’s avonds uit haar graf gestolen, nadat zij eerder op de dag was begraven.

Rassenleer
Hoe kwam men erbij om zwarte mensen op te zetten? Op basis van de rassenleer van de Fransman Georges Cuvier (1769 – 1832) werden theorieën ontwikkeld die de aanname moesten bewijzen dat ‘het zwarte ras’ minderwaardig is aan ‘het witte ras’. De resultaten van dit zogenoemde wetenschappelijk racisme maakten in combinatie met bijbelteksten in heel Europa de weg vrij voor racisme zonder morele of ethische bezwaren. De witte Europeaan geloofde, met de bijbel in de hand, dat slavernij beschavend werkte op de ‘negers’. “De innerlijke bruutheid van de zwarten” kan alleen door knechting worden onderdrukt, citeert Frank in zijn boek. Dus trekt het agressieve ‘beschaafde Westen’ erop uit om de ‘heidense wilde’ aan zich te onderwerpen. Daaruit volgt de eeuwenlange kolonisatie van gekleurde volkeren, de vertrapping van hun culturen, de trans-Atlantische slavenhandel en de slavernij van Afrikanen. Europeanen, vooral de rijke, geven elkaar soms ook zwarte kinderen als geschenk. De Nederlandse koning Willem I kreeg in de negentiende eeuw bij een zakelijke deal twee Ashanti prinsen mee, het is onduidelijk of ze als cadeau of als onderpand waren bedoeld. De roman ‘De zwarte met het witte hart’ van Arthur Japin is gebaseerd op het leven van deze twee jongens. Vanuit dit denkpatroon wordt het pekelen en opzetten van zwarte mensen niet als een ethisch probleem ervaren. Tot de dag van vandaag zijn ook in de kelders van voormalige Nederlandse ‘natuurhistorische’ instellingen schedels, botten en gepekelde (onderdelen van) lichamen van ‘de ander’ uit voormalige koloniale gebieden vinden. Op de collectielijst van het Koninklijk Instituut van de Tropen staat bijvoorbeeld vermeld: ‘Series 382 en 384, Java: 2 x 4 jars containing fully grown children.’

Human Zoo
Europa is in die tijd het thuis van de witte mens. ‘Hoe maak je de rassenleer zichtbaar voor het gewone volk? Hoe kun je ze laten voelen dat ze het, in vergelijking met lagere menssoorten, niet zo slecht hebben?’, zullen vooraanstaande Europese heren hebben gedacht. Door de ‘inboorling’ naar Europa te halen en hem als inferieure menssoort tentoon te stellen in dierentuinen en koloniale tentoonstellingen. En zo geschiedde. Deze ‘human zoo’s’, trekken miljoenen bezoekers, worden door de eeuwen heen zeer populair en maken het racistische gedachtegoed ‘normaal’ bij de doorsnee Europese mens. Tot na de Tweede Wereldoorlog worden ze nog als ‘gewoon’ beschouwd, ook in Nederland.

Vertrekbericht (in een lokale Surinaamse krant) van 6 april 1883

Vertrekbericht (in een lokale Surinaamse krant) van 6 april 1883, zie de laatste zin.

Twintig jaar na de afschaffing van de slavernij worden 28 ‘Surinaamsche inboorlingen’ naar Amsterdam verscheept voor de Internationale, Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling van 1883, die een half jaar duurde. Citaat uit een krantenartikel: ‘Bezoekers gaapten hen aan vanachter hekken. Als het even kon probeerden ze even de zwarte huid aan te raken om te zien of die kleur echt niet afgaf. Als de ‘inboorlingen’ in het Nederlands konden antwoorden, verbaasde het publiek zich hardop. Antropologen uit binnen- en buitenland kwamen schedels meten.’ In 1928 werd een grote ‘negertentoonstelling’ in Rotterdam georganiseerd. Het ‘negerdorp’ was een onderdeel van de Nederlandse Nijverheidstentoonstelling, die tegelijk met de Olympische Spelen in Amsterdam werd gehouden ter promotie van de nationale handel. De bewoners van het dorp waren afkomstig uit Senegal. Je zou denken dat er na de Tweede Wereldoorlog – door voortschrijdend inzicht – een stop zou komen op dit soort tentoonstellingen. Maar ook daarna gaat het verder: tijdens de wereldtentoonstelling van 1958 in België wordt een Congolees dorp tentoongesteld. In 1994 wordt een dorp uit Ivoorkust in Frankrijk tentoongesteld. België doet het opnieuw in 2002, met een tentoonstelling van Pygmeeën in een dierentuin in Wallonië. In 2005 kan in Duitsland in de dierentuin van Augsburg een soortgelijke tentoonstelling worden bezocht.

El Negro als mascotte
De zwarte arts Alphonse Arcelin begint in 1991 met zijn eenmanscampagne tegen de vertoning van El Negro. Hij is geboren in Haïti en woont sinds 1957 in Spanje. De kwestie bereikt de internationale media wanneer de Olympische Spelen van 1992 in Barcelona worden gehouden, internationaal spreekt men er zijn afschuw over uit.

De Spaanse krant El País' publiceert op 18 augustus 2009 een artikel met de titel: 'Alphonse Arcelin, el 'libertador' del Negro de Banyoles' (Alphonse Arcelin, de bevrijder van 'El Negro van Banyoles')

De Spaanse krant El País’ publiceert op 18 augustus 2009 een artikel met de titel: ‘Alphonse Arcelin, el ‘libertador’ del Negro de Banyoles’ (Alphonse Arcelin, de bevrijder van ‘El Negro van Banyoles’)

Maar de ingezetenen van Banyoles sluiten de rijen en omarmen ‘hun’ negrito, vertelt Frank in zijn boek. De gemeenteraad weigert eensgezind om hem weg te halen. ‘El Negro is ons eigendom,’ zegt een gemeentewoordvoerder. ‘Hij is onze zaak, en daar heeft niemand zich mee te bemoeien.’ Bouwvakkers dragen t-shirts met het opschrift ‘Handen af van El Negro’. Nette heren prikken El Negro-speldjes op de revers. “In Barcelona versierde een van de bekendste banketbakkers zijn paasetalage met een vijf kilo wegende El Negro van chocola, waarna al gauw ook doosjes met El Negro-bonbons in Catalonië hun intrede deden.” De bevolking van Banyoles gaat zo ver dat ze zich tijdens carnaval 1992 uitdost in stereotype “negervermommingen, met raffiarokjes, botjes in de haren en zwartgeschminkte gezichten. Met de boodschap op de meegevoerde ballonnen: HIJ BLIJFT!” Ook burgemeester Joan Salana wil El Negro niet uit het museum weghalen. Arcelin spant in 1997 een rechtszaak aan tegen de gemeente Banyoles. Een honderdtal inwoners van het stadje verschijnen tijdens het carnaval van 1997 opnieuw als ‘negerkarikaturen’. De publiciteitsgolf die ze daarmee op gang brengen keert zich tegen hen. Wat steeds terugkomt in de inhoud van lezersbrieven over deze kwestie: “We mogen El Negro niet opgeven, want anders kan iedereen wel gaan bepalen wat we moeten doen en laten.” Er zijn El Negro speldjes te koop en een restaurant lokt bezoekers met een replica van El Negro. Op het laatst, toen ze hem zouden weghalen, deelt een ploegje ultranationalisten pamfletten rond “met de strekking: Als El Negro eruit moet, dan alle negers!” El Negro was een mascotte geworden.

El Negro gaat na 170 jaar naar ‘huis’
In de nacht van 8 op 9 september 2000 wordt El Negro “uitgeleverd”.

El Negro, zoals hij in het museum van Banyoles werd tentoongesteld

El Negro, zoals hij in het museum van Banyoles werd tentoongesteld

Hij wordt met voetstuk en al uit zijn glazen kast in Banyoles getild en vervolgens ontdaan van schild, speer, tooi en schaamlap. De conservatrice houdt de speer van El Negro achter in het museum. El Negro was een Tswana en kwam uit een gebied dat nu in Zuid-Afrika ligt. Maar hij wordt voor vervoer naar Botswana klaargemaakt, de afleggers halen weg wat was toegevoegd: de glazen bollen uit zijn oogkassen, zijn gipslippen, de metalen ruggengraat, het stro, de latten, zijn huid. Er resten nog slechts een schedel en een hoopje arm- en beenbotten. Die worden in een kinderkistje op 3 oktober 2003 naar Botswana gevlogen. Zijn huid blijft in Spanje achter. Op 5 oktober 2003, honderdzeventig jaar na de roof van zijn lichaam wordt El Negro weer in Afrikaanse grond herbegraven. Maar het kon El Negro niet zijn, want de schedel die onder het glazen venster van de baar was te zien had tanden en kiezen en viel niet te rijmen met het autopsierapport en de röntgenfoto’s waarop geen tanden en kiezen te zien waren geweest. “Er waren handen voor de mond geslagen, maar niemand die hardop durfde te protesteren.”

Zwarte Piet ‘huisneger’ van Nederland?
Is de fictieve figuur van Zwarte Piet de ‘El Negro’ van Nederland, zeg maar, de ‘huisneger’ van Nederland? De zeer emotionele reacties op de gewenste afschaffing van het fenomeen Zwarte Piet lijken immers een kopie te zijn van de reacties van de Spanjaarden die hun eigen negrito niet wilden laten gaan. Zwarte Piet is duidelijk niet uit de lucht komen vallen, hij komt voort uit een racistische manier van denken waarin het object steeds de ‘zwarte’ was. Jan Schenkman, schrijver van het eerste Sinterklaasboek ‘Sint Nicolaas en zijn knecht’ (uitgegeven in 1850), was geboren in 1806 en dus niet zoveel ouder dan El Negro. Sinterklaas komt voort uit Sint Nicolaas, die al in de middeleeuwen beschermheilige was van de handel, zeevaarders en kinderen. In 1564 werd het hoekhuis (Dam 2A) tegenover de Bijenkorf in Amsterdam naar hem vernoemd, de gevelsteen toont nog steeds de heilige Sint Nicolaas zonder knecht. Dat Sinterklaas een ‘knecht’ heeft, die bovendien ‘zwart is van kleur’, was – volgens een artikel op de website van het Meertens Instituut – voor het eerst te zien op ‘de mooie illustraties’ in het boekje van Schenkman, die deze knecht overigens geen naam gaf. Tot aan ongeveer 1950 was de naam ‘Zwarte Piet’ nog geen nationale naam voor de knecht, ‘tot die tijd bestond er nog een grote variëteit, om niet te zeggen een wildgroei, aan namen voor de knecht.’

Nederlandse identiteit versterking na WO II
De naam Zwarte Piet begint na de oorlog een vaste plek te krijgen in het Nederlands bewustzijn en de Nederlandse identiteit, wanneer Nederland Indonesië als voornaamste kolonie moet opgeven en de ‘VOC-mentaliteit’ moet loslaten. Het Nederland van na de Tweede Wereldoorlog moet zichzelf opnieuw uitvinden, en alles wat identiteit versterkend werkt wordt aangedikt. Koloniale tentoonstellingen en zwarte slaven zijn geen gemeengoed meer, volwassen witte mensen smeren zich zwart vanuit de blackface-traditie, spelen jaarlijks op 5 december voor de knecht Zwarte Piet en creëren zo hun ‘huisneger’.

Kritiek op Zwarte Piet
Steeds meer bewoners uit voormalige koloniën vestigen zich na de oorlog in Nederland. Vanaf de jaren zestig ontstaat kritiek over Zwarte Piet als fictief maar racistisch overblijfsel van vijf eeuwen racistisch denken over de zwarte mens. De tweede en derde generatie gekleurde Nederlanders zijn bewuster en strijdlustiger, zij zetten hun kritiek om in daadwerkelijke actie en verzet en stappen naar de rechter. Zij worden in hun kritiek gesteund door internationale organisaties als de VN en Amnesty International, die na onderzoek verklaren dat er wel degelijk een gevaarlijke racistische onderstroom door de Nederlandse samenleving stroomt. Ook nationale rapporten bevestigen steeds vaker de aanwezigheid van geïnstitutionaliseerd racisme en uitsluiting. Het zit nog niet in het collectieve witte geheugen om gekleurde Nederlanders als gelijkwaardige subjecten te zien die vanuit gelijkwaardigheid terugpraten en verzet bieden. Het onderhuidse racisme in de Nederlandse samenleving komt openlijk naar buiten via internetfora en social media, veel erger dan bij het verzet tegen de verwijdering van El Negro, want minstens twee miljoen Nederlanders spuwen hun gal uit. Wat de krant El Pais concludeerde over de relatie tussen El Negro en de bevolking van Banyoles, lijkt ook te gelden voor de relatie die witte Nederlanders met Zwarte Piet hebben: “dat de bevolking van Banyoles in haar Afrikaanse krijger een ‘totem’ had gevonden, hij was in haar handen een vehikel geworden ‘om je anders te voelen door de ander’. El Negro diende je te zien als een ‘artefact van de Europese cultuur’, een figuur die ‘ons niets vertelt over Afrika en haar bewoners, maar des te meer over onszelf.’”

Rechtszaak
De rechtbank besluit dat de burgemeester van Amsterdam in 2013 beter naar de grieven van de tegenstanders van Zwarte Piet had moeten luisteren en bepaalt in juli 2014 dat Zwarte Piet een discriminerend figuur is. Burgemeester Van der Laan moet binnen zes weken bekijken of hij in 2013 een vergunning voor de intocht had mogen verlenen. De Amsterdamse burgervader wil – net als de burgemeester van Banyoles – geen inhoudelijke beslissing over de zaak nemen, slechts een bestuurlijke, maar de uitspraak van de rechtbank dwingt hem ook een inhoudelijk standpunt in te nemen. Om dat uit de weg te gaan besluit hij op ‘juridisch-principiële gronden’ in hoger beroep te gaan tegen de beslissing van de rechter. De zaak gaat op 16 oktober 2014 weer voor.

‘Sint Niklaas zonder knecht’ groeide in de tijd van de ‘human zoo’s’, in de tijd dat El Negro als opgezette Afrikaan werd tentoongesteld uit tot ‘Sinterklaas met een zwarte knecht’, een relatie waarin de gedomesticeerde, inferieure zwarte als de knecht van de superieure witte mens een zichtbare plek kreeg. De strijd om het afschaffen van Zwarte Piet is een grotere strijd dan ogenschijnlijk lijkt. Het is een strijd van jonge, zwarte en gekleurde zelfbewuste Nederlanders – die zich gesteund weten door een groeiende groep bewuste witte Nederlanders – tegen de indoctrinatie van de eeuwenoude rassenleer. Het is een strijd om zelf te bepalen wie ze zijn en om de gelijkwaardigheid van de zwarte en witte mens te herstellen. Zolang wit Nederland zich tegen de afschaffing van Zwarte Piet verzet omdat zij dit ziet als een strijd om het behoud van hun ‘huisneger’ en een ‘onschuldig kinderfeest’, verbonden aan de Nederlandse identiteit, zegt zij dat zij zich blijft vastklampen aan een racistisch verleden van waaruit zij de zwarte medemens niet als gelijkwaardig wil zien. #

copyright: Usha Marhé

(Noot: Het beladen woord ‘neger’ is veelvuldig geciteerd om een specifieke Europese manier van denken over de Afrikaanse mens weer te geven. Alle bovenstaande informatie over El Negro komt uit het boek ‘El Negro en ik’ van Frank Westerman, De Bezige Bij, ISBN 978 90 234 8931 3)

Een artikel over El Negro in de Spaanse taal kunt u lezen door hier te klikken.  Klik op Waterkant om eerdere reacties onder het essay te lezen.


Frank Westerman, de auteur van ‘El Negro en ik’, publiceerde op 13 november 2014 een beschouwing in het NRC Handelsblad met de titel: ‘En zo werd El Negro en ik metafoor voor zwarte piet’ Hij verwees in de titel en in het artikel naar bovenstaand essay. Citaat: Tot mijn vreugde verscheen op de site de Waterkant … kort geleden een essay waarin Zwarte Piet werd voorgesteld als de ‘El Negro van Nederland’. Ik vind dat fantastisch; het stemt mij als schrijver ook weer tot nadenken. En toch: zo’n overdrachtelijke lezing van een waargebeurde geschiedenis is een zeldzaamheid.

De rest van zijn artikel kunt u hieronder lezen, of via de link hierboven.