Tapu Sjén/Bedek je schande – Surinamers en incest

Usha Marhé, Tapu Sjén/Bedek je schande – Surinamers en incest, Uitgeverij Van Gennep, ISBN 90-5515-241-2. Non-fictie. Eerste druk in 1996, tweede herziene druk met nawoord in 2000. Beide drukken zijn uitverkocht. (Noot: de 1ste druk van dit boek is in 1996 verschenen. De gehanteerde spelling is uit die tijd.)

Tekst achterkant

‘Een moedig boek’, oordeelde een recensent in het dagblad De Ware Tijd (Paramaribo) na de verschijning van Tapu Sjén. Usha Marhé doorbrak met haar relaas een groot taboe: voor het eerst schreef een Surinaamse vrouw in alle openheid over haar incestervaringen. Eindelijk durfde iemand openlijk de code van stilzwijgen, van tapu sjén – bedek je schande -, bloot te leggen en daartegen in te gaan. Marhé vertelt in Tapu Sjén haar eigen (familie)verhaal, aangevuld met de ervaringen van haar moeder en acht andere incestslachtoffers. In deze nieuwe druk van wat inmiddels een klassiek boek mag heten, vertelt Usha Marhé in een uitvoerig nawoord over haar ervaringen en de inzichten die zij heeft opgedaan sinds Tapu Sjén voor het eerst verscheen.

Een goed leesbaar boek voor een groot publiek – Maandblad Geestelijke Volksgezondheid
Een waardevolle wegwijzer – Contrast
Meeslepend [en makkelijk leesbaar] – Kompas

Usha Marhé (1964) begon haar journalistieke loopbaan in haar geboorteland Suriname. Zij verhuisde in 1990 naar Nederland. Sindsdien publiceerde ze artikelen en columns in o.a. Trouw, Opzij, De Groene Amsterdammer, Vrij Nederland en Onze Wereld en is als gastprogrammamaker actief bij het Koninklijk Instituut voor de Tropen.

Recensie

Usha Marhé’s ‘Tapu Sjén/Bedek je schande’
Stilte rond incest in Suriname doorbroken

Tapu Sjén/Bedek je schande heet het onlangs verschenen boek van de Surinaamse journaliste Usha Marhé. Zij leg hierin haar eigen ‘schande’ bloot en tevens die van negen andere Surinaamse vrouwen waaronder haar eigen moeder. Het onderwerp is incest in Suriname. Tapu Sjén/Bedek je schande vertelt de ervaringen van deze vrouwen die als kind seksueel zijn misbruikt door mannelijke familieleden. Het is de eerste publicatie die deze gevoelige materie in een Surinaamse context aansnijdt en mag daarom alleen al als een belangrijk boek worden aangemerkt.

GEDURFDE STELLINGNAME
Marhé doorbreekt met haar publikatie de schaamtecultuur waarin incest altijd verborgen is gebleven. “Waar zou ik me voor moeten schamen? Dat ik als kind werd verkracht? Waarom zou ik me daarvoor moeten schamen? Waarom moet ik me verantwoorden en hij niet? Waarom schaamt de maatschappij zich niet, dat ze dit soort praktijken laat gebeuren, omdat ze liever niet wil weten dat het gebeurt?” zo vraagt de schrijfster. Ze neemt gedurfd stelling tegen de gangbare opvatting in onze cultuur, dat je liever je schande kunt bedekken en geheim houden voor de buitenwereld, wat dat ook moge kosten. We hebben een cultuur waarin geweld een rol speelt, waarin seksualiteit nog altijd moeilijk bespreekbaar is en waarin het perspektief van de man doorslaggevend is, stelt ze. Allemaal zaken die het zeer moeilijk, soms bijna onmogelijk maken om zoiets als incest aan de orde te stellen. Maar Marhé weigert nog langer de vuile was binnen te houden. Haar schaamte heeft ze overwonnen na een lang en moeizaam innerlijk proces van verwerking. Zo kwam ze tot het inzicht dat haar schaamte over wat haar was aangedaan niet alleen schadelijk was, maar ook onnodig en overbodig. Vanuit die ervaring ging ze schrijven. Zwijgen lost niks op, zegt zij en zeggen ook de andere incestslachtoffers die in haar boek aan het woord komen. hun advies aan vrouwen die met incest te maken hebben (gehad)luidt dan ook: “Doe je mond open, praat. Als je zwijgt, bedek je niet jouw, maar hun schande.”

SURINAME IS GEEN UITZONDERING
Komt incest wel voor onder Surinamers? Wie op een willekeurige plaats deze vraag stelt, zal vermoedelijk te horen krijgen dat dat niet zo is. Zo hoorden wij onlangs nog, na een voorstelling van de bekroonde Nederlandse film ZUSJE, voor de deur van theater Star mensen met elkaar praten over incest, waar de clou van de film mee te maken heeft. De strekking van hun gesprek was dat met ZUSJE verderfelijke neigingen uit het buitenland onze grenzen waren binnengebracht. En dat was af te keuren, want “deze dingen komen in Suriname niet voor”. Waar men deze overtuiging aan ontleende werd helaas niet onthuld.

Marhé stelt in haar inleiding  dat incest natuurlijk ook onder Surinamers voorkomt. Want incest discrimineert niet en komt overal ter wereld voor. Afkomst, kleur, sociale klasse of geslacht houden incest niet buiten de deur. Uit de persoonlijke verhalen van de tien vrouwen uit het boek, wordt overtuigend bewezen dat incest wel degelijk voorkomt in Suriname. Usha Marhé zegt dat Surinaamse vrouwen altijd hebben geweten dat seksueel geweld een probleem vormt in de Surinaamse maatschappij. “Maar omdat het perspektief van de man overheerst, hebben vrouwen hun problemen altijd gebagatelliseerd tot uitspraken als ‘Zo is het leven’ of ‘Als ik er niet van ben doodgegaan, overleef jij het ook wel’. Tot nu toe spraken deze vrouwen er niet hardop over, maar fluisterend, onder elkaar, in bedekte termen, in odo’s, en zeker niet in mannelijk gezelschap. Nu durven Surinaamse vrouwen langzaam maar zeker wel openlijk over seksueel misbruik te praten”. (pag.18)

FAMILIEGESCHIEDENIS VAN GEWELD
Usha Marhé is de eerste in haar familie die een stilte van vele generaties over seksueel misbruik van meisjes doorbreekt. Haar geschiedschrijving begint in 1889. Het schip de Ganges I, vol gestouwd met in India geronselde contractarbeiders, vaart na een lange zeereis vanuit Calcutta de Surinaamse haven binnen. Aan boord bevindt zich ook Matadji, de betovergrootmoeder van Usha Marhé. Deze stammoeder van de familie gaat een hard bestaan tegemoet in haar nieuwe vaderland. Vandaar ook dat ze net als velen met en na haar steun zocht bij haar lotgenoten en zij met elkaar de Indiase tradities voortzetten. Na de eerste generaties plantagekinderen volgt al snel de tweede, maar tot verdriet van Matadji is het oudste kleinkind niet het jongetje waarop zo vurig werd gehoopt. Het tweede kind is dat evenmin. De teleurstelling hierover is groot en krijgt een niet mis te verstane vertaling in de naam van het tweede meisje: Manthorni (=zij die mijn hart heeft gebroken). Deze Manthorni is Usha’s grootmoeder. Op haar elfde wordt zij uitgehuwelijkt en in haar huwelijksnacht en vele malen daarna verkracht. Haar man, een notoire alcoholist, mishandelt behalve zijn vrouw ook zijn kinderen. Wanneer hij sterft aan tetanus is zijn vrouw negenendertig jaar en blijft ze achter met elf kinderen. Usha’s moeder is daarvan de oudste. Van de zeven broers die na haar volgen worden vier op latere leeftijd incestdaders en – evenals hun vader – alcoholist.

JARENLANG VERGETEN
Usha’s moeder is vanaf haar elfde, wanneer ze tijdelijk bij familie is ondergebracht, herhaaldelijk seksueel misbruikt door een oom. Op haar eenentwintigste, ze is dan leerlinge op de kweekschol, wordt ze verliefd op Usha’s vader en raakt ongehuwd zwanger. Dat is een schande in de Hindostaanse gemeenschap en het paar besluit te trouwen. Maar het is geen gelukkige verbintenis, hij mishandelt en vernedert haar. Zij vertrekt na de zoveelste ruzie, zonder een cent op zal en opnieuw zwanger, met Usha op de arm en wat kleren in de hand naar haar moeder. Als gescheiden vrouw krijgt ze binnen de familie met de nodige minachtig te maken. Maar ook in het ouderlijk huis zet de geweldspiraal zicht voort: Usha wordt door twee inwonende broers van haar moeder seksueel misbruikt. Dit zal vijf jaar duren, tot ze acht is en haar moeder weer verhuist.

Jarenlang ‘vergeet’ ze de incestervaring. Ze voelde wel dat ze bang was voor die ooms, maar waarom wist ze niet. Bovendien waren die twee allang naar Nederland verhuisd en zag ze ze niet meer dagelijks. Maar als ze bijna twintig is komt de eerste herinnering aan de incest terug, aan de oppervlakte gekomen door haar eerste volwassen seksuele ervaring. Het is een pijnlijke schok die ze niet kan plaatsen: “Ik wist toen niet wat incest was, ik kende het woord incest ook niet”. ze stort haar hart uit bij de enige vertrouwenspersoon die ze heeft, een maatschappelijk werkster bij de Voogdijraad. “Zij geloofde me, ze nam me serieus. Ze vertelde me dat ze zulke gevallen op haar werk meemaakte. Er werden soms kinderen uit geboren, die zij dan in een adoptie- of pleeggezin moest zien te plaatsen. Ik begreep toen dat wast oom S. had gedaan, verboden was. Maar ik schaamde me en de herinnering was nog teveel in nevelen gehuld. Daarna hebben we er bijna nooit meer over gesproken”. (pag. 118)

DOORBRAAK NA OPRAH WINFREY SHOW
Marhé’s persoonlijke leven wordt een steeds grotere puinhoop. De ruzies met haar moeder die Usha uit onmacht en frustratie steeds zwaarder gaat mishandelen, verergeren. Ze weigert zich als een keurig orthodox Hindostaans meisje te gedragen, rebelleert, gaat met Creoolse mensen om, zoekt vrijheid maar voelt zich steeds meer beklemd en opgesloten. Op een gegeven moment rolt ze de journalistiek in, een beroep waar ze enorm veel plezier aan beleeft en dat haar het broodnodige zelfvertrouwen biedt. Ze kan nu eindelijk een zelfstandig leven beginnen  op te bouwen. Aan de buitenkant lijkt het heel wat, maar ook deze moeizaam bevochten vrijheid brengt haar geen echte vreugde. Onderhuids kolkt een maalstroom van  onverwerkte negatieve emoties waar ze soms geen controle meer over heeft en lichamelijk krijgt ze allerlei klachten.

In 1990 vertrekt Marhé naar Nederland vanwege problemen in haar werkkring. Dat brengt de fysieke nabijheid van oom S. met zich mee en als gevolg daarvan trekken de nevelen rond de herinneringen aan het misbruik langzaam maar zeker op. Via de Oprah Winfrey show hoort ze voor het eerst iemand openlijk praten over incest en put daaruit kracht om het stilzwijgen rond haar eigen ervaringen te doorbreken. Al gauw beseft ze dat ze er op eigen kracht niet uit zal komen en zoekt hulp bij een therapeute, een Surinaamse. Zo begint haar genezingsproces dat vier jaar zal duren.

ZWIJGEN EN OVERLEVEN
Het boek van Usha Marhé maakt heel duidelijk in welk isolement de slachtoffers van incest zich bevinden. Ze mogen er niet over praten, worden met dreigementen van de dader tot stilzwijgen gedwongen en groeien dus op in angst. Je mond houden is een kwestie van overleven. Ook maakt het boek duidelijk wat voor een vernietigingsdaad incest is. De dader dringt niet alleen ongevraagd en ongewenst het lichaam, maar ook de geest van het slachtoffer binnen. “Het slaat de bodem uit je bestaan,” zegt Marhé. Om dat gat te kunnen dichten moet allereerst het zwijgen worden doorbroken. Met dit boek is dat gebeurd en de betekenis daarvan reikt verder dan slechts de therapeutische waarde die het heeft voor Marhé en de andere vrouwen die hun ervaringen delen. Het betekent dat de stilte rond incest voor Suriname nu is doorbroken. Een moedig boek!

Tapu Sjén/Bedek je schande bestaat uit drie delen. In deel 1 zijn een aantal begrippen omschreven en wordt stapsgewijs het perspektief belicht van waaruit Marhé het incestprobleem bekijkt. In deel 2 vertellen de schrijfster en haar moeder hun eigen verhalen en leggen ze de herhalende patronen van incest bloot. In deel 3 vertellen (onder pseudoniem) acht andere Surinaamse vrouwen van diverse afkomst hun verhaal. Hoe ze zijn misbruikt, hoe ze de incest hebben ervaren en welke invloed die gebeurtenissen op hun huidige leven heeft. Achterin is heel handig een lijst met hulpadressen opgenomen, voor zowel Nederland als Suriname.

Chandra van Binnendijk, De Ware Tijd, maandag 17 juni 1996
Usha Marhé: Tapu Sjén/Bedek je schande, over Surinamers en incest
Uitgeverij Van Gennep, 1ste druk, ISBN 90-5515-241-2

————————-

Anno 2017 is seksueel misbruik nog steeds een zeer groot probleem in de Surinaamse maatschappij. Stichting Lobi maakte in 2007 een informerend programma met schrijfster Usha Marhé, dat vele malen via de Surinaamse televisie is uitgezonden. De uitzending is nu in zijn geheel via You Tube te bekijken. Zie verdere info onder de video op You Tube.